vrijdag 11 februari 2011

De wandeling van Erik Baars en Hans Reinders


Linda te Wierike (projectmedewerker NVAZ)

Het artikel in de vorige Digitale Verbreding over Hans Reinders (hoogleraar ethiek en tevens bijzonder hoogleraar van de Vrije Universiteit Amsterdam) en Erik Baars (arts-epidemioloog en lector antroposofische gezondheidszorg aan de Hogeschool Leiden) eindigde met de opmerking dat wederzijdse ontmoeting en samenwerking zijn vruchten zal afwerpen voor de zichtbaarheid en ontwikkeling van de antroposofische gezondheidszorg. Dit gezamenlijke interview over hun nieuwe onderzoeksperiode is het vervolg hierop.

Op de 13e verdieping van de Vrije Universiteit Amsterdam bevindt zich de kamer van Hans Reinders, een ruimte waarin één van de lange wanden totaal bedekt is met boeken. Dit is te verwachten bij een lettervreter, zoals hij zichzelf later noemt. Het wachten is nog even op Erik Baars, maar die komt al gauw enthousiast binnen en neemt plaats met in zijn hand de lijst met interviewvragen. Een van de onderwerpen is wat er de komende jaren op de onderzoeksagenda staat. Toch is het aardig om bij het begin te beginnen en eens te vragen naar het moment waarop onderzoek een rol ging spelen in hun leven.

Hans Reinders: ‘De eerste keer dat ik het gevoel had daar mee bezig te zijn, was toen ik de scriptie voor het vak Oude Testament maakte. Hier stuitte ik op een merkwaardig woordgebruik en ben dat toen grondig gaan uitzoeken. Lettervreter als ik ben, heb ik tijdens mijn studie theologie ook nog twee jaar Semitische talen gestudeerd, Jiddisch, Talmoed, Hebreeuws, allemaal talen die je nodig hebt om in relatie tot het Oude Testament en de joodse traditie te kunnen onderzoeken. Maar uiteindelijk werd het toch een ander vak in de theologie. Bij systematische theologie werd ik student-assistent en daar heb ik het onderzoeken geleerd door in de keuken te kijken. Dit was tevens de entree op mijn wetenschappelijke loopbaan.’

Erik Baars: ‘Rond mijn negende wist al dat ik dokter wilde worden. In de puberteit was ik altijd al bezig met hoe de wereld en de dingen in elkaar zitten. Rond m’n 25e ging ik een reis maken en met een aantal antroposofische boeken in mijn koffer bedacht ik mij dat ik iets met antroposofie en antroposofische geneeskunde wilde doen als ik terug was. Ik werd toen door mijn broer gevraagd om stage te komen lopen bij het Louis Bolk Instituut. Daar ben ik anderhalf jaar geweest en kwam daar in aanraking met onderzoek. Het mooie aan onderzoek is dat je iets kunt communiceren en kwaliteitverbetering teweeg kunt brengen. Je laat mensen uitwisselen over hun ervaringen, bundelt deze en systematiseert. Daarmee kun je iets goeds voor de antroposofische gezondheidszorg doen, waardoor het bijvoorbeeld geaccepteerd wordt. Dat komt uiteindelijk de patiënt weer ten goede en daar doen we het voor. Binnen al deze werkzaamheden is de antroposofie voor mij de grootste inspiratiebron. Ik denk dat wij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de gezondheidszorg, maar het realiseren hiervan staat allemaal nog enorm in de kinderschoenen. In deze tijd help ik graag om dat verantwoord voor elkaar te krijgen.’

Hans Reinders legt het mooie van onderzoek als volgt uit.

‘Een heldere onderscheiding, dus: wat hoort bij wat? Ik wil weten wat mensen bedoelen; wat ze in hun hoofd hebben als ze welke taal gebruiken. Goed onderzoek doen betekent je begrippen goed op scherp zetten. Het is in feite weinig anders dan de indrukken die je hebt van de wereld te helpen ordenen. En als je heldere beschrijvingen maakt en vragen stelt die kloppen, dan heb je geen ingewikkelde zinnen nodig – daar houd ik van. Wat mij hierbij inspireert is niet zozeer iets of iemand. Maar waardoor ik telkens weer zin heb om een volgende stap te zetten, is dat ik merk dat wat ik zeg de mensen helpt om na te denken. Ze zeggen altijd dat ik ze weer erg aan het denken heb gezet. Dat komt denk ik voor een deel door dat ordenen.’

Erik Baars: ‘Deze manier van naar onderzoek kijken herken ik wel. Ik ga uit van de driehoek wetenschap, theorievorming en methodologie. Dit heeft een conceptuele kant en ik redeneer graag. Bijvoorbeeld over vragen als: wat is holisme en wat is reductionisme? Wat is gezondheid en hoe bevorder je die? Daar horen argumenten bij en ook een heel empirische kant, het toetsen van hypothesen. Het gaat erom een goed concept te ontwikkelen dat innerlijk consistent is, dat aansluit bij andere theorieën en dat in overeenstemming is met de empirische feiten. Dat is wat Hans ontzettend goed beschrijft.’

Hans Reinders: ‘Ik wil daar graag aan toevoegen dat ik soms antroposofen hoor praten die ik totaal niet begrijp. Dat heb ik bij Erik totaal niet, want hij redeneert altijd. Voor iemand als ik is dat prettig. Ik ben nooit zo bezig met theorievorming en het valideren daarvan. In de geesteswetenschappen vind ik het begrip theorie niet erg functioneel. Het suggereert een stand van wetenschap waarin we sommige vragen niet meer stellen, want die zijn opgelost. Als dat een adequaat beeld zou zijn, zouden we in de theologie en de filosofie veel verder moeten zijn dan een paar honderd jaar geleden. Dat zie ik niet zo. Het gaat nog altijd om dezelfde vragen. We stellen ze alleen in een andere context.’

Erik Baars: ‘Daar ligt ook het punt waarop wij elkaar kunnen vinden of aanvullen. Als er zoiets bestaat als het etherische of het astrale, dan moet je daar een concept van kunnen maken en dit kunnen beredeneren. Het komt aan op de nauwkeurigheid van de conceptontwikkeling en de wetenschappelijke benadering. Dit betreft bijvoorbeeld ook de betekenis van kwaliteit als we kijken naar een individu in relatie tot de zorgprofessional. In het lectoraat willen we op professionele wijze zichtbaar maken hoe in de antroposofische gezondheidszorg gewerkt wordt en dit zoveel mogelijk intact laten. Die richting zie ik bij Hans ook, alleen gaat hij daar nog verder in en is hij nog specifieker georiënteerd op dit onderdeel van de kwaliteit van de cliënt-zorgprofessional interactie. Op dit vlak doen we verschillende dingen, maar onder de grote noemer hebben we elkaar wat te bieden.’

Hans Reinders: ‘Dat klopt. Wat wij nu met de Lievegoed leerstoel aan het doen zijn met het onderzoek “beelden van kwaliteit”, is de aandacht richten op de wederkerige verbinding. Dus de persoon met een beperking en zijn begeleider. Als je daar naar kijkt zie je heel concrete aspecten van kwaliteit in de ervaringen van de mensen om wie het gaat. Er zit een focus in, die kijkt naar kwaliteit van bestaan als iets van een individu, niet van een groep of een cohort. Dat gaat in de richting van individualisering, maar dan meer als een prisma. Daardoor krijgen we veel concretere informatie over kwaliteit dan wordt verkregen door de nu gehanteerde meetinstrumenten. Kwantificering is altijd abstractie van de concrete betekenis van ervaring.’

Hier ontvouwt zich een onderscheidende manier van werken en daarmee ontstaat de vraag of het verschil te vangen is in de begrippen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Dit blijkt echter wat genuanceerder te liggen.

Hans Reinders: ‘Voor zover ik zie is Erik geïnteresseerd in de werkzaamheid van dingen. Dat is niet mijn eerste punt van evaluatie. Ik kijk naar wat mensen met elkaar doen. Als je de bijdrage van de antroposofische zorg laat lopen via de vraag “Wat is de opbrengst wanneer je deze therapie toepast of die?”, dan wil je iets anders weten dan waar wij mee bezig zijn. Het gaat mij om proces, niet om uitkomst. Er is wel een relatie tussen die twee, maar ik zoek niet naar een manier om die relatie te kunnen vastleggen.’

Erik Baars: ‘Voor de relatieve buitenstaander is kwantitatief en kwalitatief een mooi onderscheid. Maar naarmate je meer begrijpt, dan zie je dat het kwalitatieve onderzoek gaat over: wat is er eigenlijk allemaal? Daarop kun je aansluiten met kwantitatief onderzoek. Zo kun je in kaart brengen in welke mate een organisatie individugeoriënteerd werkt en de mate waarin kun je proberen getalsmatig uit te drukken in een getal tussen 1 (helemaal niet) en 10 (optimaal). Dat is een meting die heel wat anders laat zien dan het meten van de bloeddruk of het aantal rode bloedcellen. Hier zie je dat je het kwantitatieve kunt aansluiten bij het kwalitatieve. Dus als Hans het heeft over een goede, optimale relatie tussen cliënt en zijn zorgverlener, dan kun je ook spreken over een heel slechte. Je kunt hier gaan kwantificeren en kijken of je daar met mensen consensus over kunt krijgen. Het is niet in eerste instantie waar Hans naar toewerkt, maar wat wel degelijk zou kunnen.’

Hans Reinders: ‘Als het gaat om de wederkerigheid van een zorgrelatie, dan moet je eigenlijk niet willen meten, maar ik val Erik bij: het kan in principe wel. Dus is voor mij als iemand van de heldere onderscheiding de vraag: waar zit dan het verschil? Het zit hem in het stellen van de betekenisvraag. Je kunt namelijk niet zien aan de meetresultaten wat die relatie nu precies voor de betrokkenen betekent. In het hele kwaliteitsverhaal is dat een aangelegen kwestie. Met het op tafel leggen van cijfers, die informatie geven over frequentie en distributie, schakel je de vraag uit naar de betekenis van wat mensen drijft en wat ze motiveert. En om als externe instantie de mensen te stimuleren dingen anders te gaan doen, heb je die drijfveer en die motivatie nodig. Wat ik nu probeer te doen is een manier te ontwikkelen van over kwaliteit denken inclusief het verantwoorden daarvan, waardoor de toezichthouders zichzelf niet als een externe instantie zien, maar als deel van het proces en daarmee óók geïnteresseerd zijn in wat mensen drijft. Zo wordt het een samenwerkingverband, veel meer dan een manier van examineren om te kijken of je kandidaten slagen, al dan niet aan de eisen voldoen. Dat is waarom ik denk dat je dit met kwantitatief onderzoek niet goed te pakken krijgt.’

Erik Baars: ‘Hans geeft hier aan: wij exploreren iets en daarin speelt betekenisgeving een belangrijke rol. Als je dat logisch en transparant wilt doen, dan kun je niet alleen met een kwaliteitssysteem werken. Als je het als organisatie van belang vindt om met informatie te werken waarop je kunt sturen, dan zul je de betekenisvraag daarin een plek moeten geven op een manier die verenigbaar is met het kwaliteitssysteem. Kun je aantonen dat dit belangrijk is voor zowel individu als organisatie, dan wordt het veel gemakkelijker om aan de andere kant dingen te doen. Zelf ken ik de betekenisgeving aan de andere kant van het gezondheidsonderzoek. In het hele vraagstuk van salutogenese is meaningfulness een van de belangrijke pilaren. Wat blijkt? Mensen die een hoge “sense of coherence” hebben als individu, hebben zowel een betere psychosociale als fysieke gezondheid. Ook functioneert deze categorie mensen beter in hun arbeidsomstandigheden. Dit is empirisch aangetoond en daarmee is het om allerlei redenen relevant voor de volksgezondheid, en dus voor organisaties die dit willen implementeren. We zitten duidelijk in een soort overgangsfase waarbij druk gezocht wordt naar nieuwe manieren om hierin te handelen zonder de controle los te laten. Ik denk dat Hans heel erg bijdraagt aan het hele denken en de theorievorming daarover, wij doen het vanuit de andere kant en dat heeft ook zijn invloed.’

Dan geeft Hans Reinders een indruk van het onderzoek wat antropologen voor de Bernard Lievegoed leerstoel doen, waarvan ‘De kunst van het zorgen’ dat hij samen met Karen Wuertz schreef een eerste resultaat was. In alle onderzoeksverhalen worden heel concrete ervaringen niet alleen zichtbaat maar ook voelbaar. Behoorlijk schokkende ervaringen, maar ook prachtige dingen en knappe vondsten. Kleine scènes en mooie beelden die laten zien wat bijvoorbeeld mensen met ernstige meervoudige beperkingen en hun begeleiders meemaken. De grootste uitdaging voor dit soort onderzoek – als het gaat om de betekenisgeving – ligt in het vlak van de methodologie, namelijk hoe te verantwoorden dat observeren en “meekijken” betrouwbare informatie oplevert.

Hier haakt Erik Baars op in en noemt ook een voorbeeld van praktijkmethodologie. Het lectoraat heeft onderzoek gedaan bij het Kindertherapeuticum in Zeist waarbij gekeken is naar het methodisch aspect van het tot stand komen van oordeelsvorming. Het is gebleken dat dit daar heel anders plaats vindt dan in een regulier proces, waarbij in de meeste gevallen zeer vroeg in het zorgproces een diagnose wordt gesteld. Bij de antroposofische werkwijze in het Kindertherapeuticum vindt dit moment veel later in het proces plaats. Diverse indrukken spelen een rol, er zijn veel disciplines bij betrokken, om zo uiteindelijk tot een consensus te komen over het zogenaamde beeld van de patiënt. Hieraan wordt ook een andere betekenisgeving verleend, waarmee het therapeutisch traject ook anders wordt. De overeenkomst tussen de twee onderzoekspraktijken is dat in beide situaties verschillende lagen bekeken worden. Wel is het zo dat Erik Baars het antroposofisch inhoudelijke deel hier veel meer in meeneemt.

Hans Reinders bevestigt dit verschil, maar is evengoed geïnteresseerd in wat voor mensen de antroposofie bijzonder maakt. Hij kan globaal twee groepen mensen onderscheiden. De ene groep vindt het eigene van de antroposofie heel belangrijk, de andere groep vindt dat een volstrekt onbelangrijke kwestie, maar is evenzeer een antroposofische overtuiging toegedaan. Of iets antroposofisch is of niet, is volgens sommigen de laatste vraag waar Steiner in geïnteresseerd zou zijn. Praktisch is uiteindelijk van belang hoe dingen in het brede veld hun weg vinden. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de verbindingsfilosofie duidelijk overeenkomt met de wederkerige groei. Reinders ziet veel parallellen tussen reguliere en antroposofische zorg, maar heeft in de reguliere zorg nog nooit ervaren dat het zorgproces gaat over wederkerige ontwikkeling. Daar wordt de ontwikkeling van de begeleider deskundigheidsbevordering genoemd, maar dat is iets anders dan de persoonlijke groei waarover het in de wederkerige ontwikkeling gaat. Hij benadrukt dat de inbreng van dergelijke inzichten heel goed mogelijk is zonder het gebruiken van antroposofische termen, ook voor niet-antroposofen.

Baars antwoordt hierop met een voorbeeld over euritmietherapie, ingezet bij een zorgprogramma hooikoorts, waarbij je lijf leert bepaalde in zich gestructureerde (bewegings)patronen over te nemen die blijkbaar een herstellende, gezondheidbevorderende werking hebben. Dat heeft wederom met ontwikkeling te maken en ook hier is in principe geen antroposofische taal nodig. Wat wel noodzakelijk is, is deze zaken op het spoor te komen en helder te maken dat het begrip wederkerigheid een rol speelt. Het lectoraat zoekt naar manieren om dit ontwikkelingsdenken uit te rollen en te verbreden. Dit doen ze door vier samengestelde zorgprogramma’s te optimaliseren en stapje voor stapje te verantwoorden. Mensen met hooikoorts komen er dan achter dat er andere werkende middelen zijn, waardoor je op een gegeven moment van je geijkte geneesmiddel afkomt. Dit als voorbeeld van maatschappelijke zichtbaarheid, exemplarisch voor de antroposofische gezondheidszorg. En zo blijken er zowel verschillen als overeenkomsten in hun benadering en visie te bestaan.

Tijd om een ander balletje op te gooien. Stel, beide onderzoekers zouden een geheel verzorgd weekend met elkaar gaan wandelen. Wat zou dit opleveren en waar worden de werkzaamheden wellicht binnen een gezamenlijk project ingevuld?

Erik Baars: ‘Mijn missie is de antroposofische zorg verder te helpen ontwikkelen en geaccepteerd te krijgen. We hebben in Nederland en in Europa overall weinig middelen om dat doel na te streven. Het is dan ook alleszins waard om alle onhebbelijkheden en dingen waar we elkaar niet in kunnen vinden even aan de kant te zetten en te kijken waar meerwaarde gecreëerd kan worden. Als we misschien één dingetje extra doen, dan hebben we daar allebei profijt van en levert het meer op voor het geheel. Als ik ons gesprek een beetje aftast, dan hebben wij op deze wandeling nog genoeg te bespreken om tot eind 2014 te doen wat we kunnen om elkaar te versterken. Niet omdat het allemaal moet, maar om dingen te doen die ons allebei en de missie iets opleveren.’

Hans Reinders: ‘Ja, ik ga graag met Erik op stap. Ik zou van de gelegenheid gebruik maken om weer wat verder komen in mijn begrip van de antroposofie en waar dat betekenis geeft. Ik kijk daar naar als een relatieve buitenstaander, maar om dat goed te snappen vind ik op zichzelf een mooi doel. Zo vind ik Steiner een overduidelijke representant van zijn tijd en als ik hem op die manier bekijk dan begrijp ik een heleboel. Toch is het goed om na te gaan wat ik er nu wel en niet van snap. Dan heb ik aan deze wandeling met Erik voorlopig wel weer even genoeg om over na te denken. Ook zal ik hem uitleggen hoe de plannen voor de leerstoel eruit zien. We gaan namelijk in een afgeslankte vorm verder. De beschikbare formatie is enkel die van mij en daarom lijkt het mij goed om het bij één project te houden en dit de komende vijf jaar verder uit te werken. Ik wil inhaken op onder andere het begrip “quality of life” en hiervoor dynamische methodieken ontwikkelen. Daarom houd ik het graag smal, hoewel er genoeg artikelen over te schrijven zijn...’

Erik Baars: ‘Voor mij gaat het om goede kwalitatieve kennis maken. Ik doe dit het liefst in de vorm van proefschriften, omdat je daarmee een garantie hebt op goede kennis en er komen artikelen, discussies, mensen met een PhD en een netwerk van (antroposofische) onderzoekers uit voort. Een ander thema is enkele voorbeelden van “best practices” eruit te lichten en deze te monitoren, bijvoorbeeld veilige geneesmiddelen die effect hebben. Als je dit niet kunt aantonen, dan houdt het op. Daar heeft Hans veel minder last van in zijn onderzoek, maar bij ons is het een must om op genoeg plekken te laten zien dat er meer is dan een placebo-effect. Anders ben je binnen tien jaar aan de kant geschoven.’

Hans Reinders: ‘Inderdaad, dit is een heel belangrijk gegeven. Dit verschil snappen zorgt ervoor dat je ziet waar de overlap ligt. Wat ik probeer is om de mensen die aan de touwtjes trekken af te helpen van het idee “one size fits all”. Alle parameters die in de geneeskunde gebruikt worden, worden via evidence based retoriek op alle sectoren uitgestort, ongeacht de vraag of dat wat er gemonitored moet worden zich daar voor leent. Het is mijn streven ze weg te krijgen van het idee dat je op exact dezelfde manier de kwaliteit van het werken in een papierwerkplaats kunt verantwoorden als dat je via de geneeskunde kunt verantwoorden of je tabletjes werken.’

Nu het beeld geschetst is van de komende jaren, wordt ook even stil gestaan bij de NVAZ-leden. Zij kunnen, behalve dat hun financiële bijdrage het onderzoek mogelijk maakt, wellicht ook nog een andere participerende rol vervullen.

Erik Baars: ‘Zonder de leden kan ik bijna niets doen, omdat de kennis in de handen en voeten zit van hen die zorg verlenen en omdat we de zorgpraktijk willen helpen optimaliseren. Wij hopen dus heel erg dat de NVAZ-leden bereid zijn om in die projecten mee te draaien, zodat wij iets kunnen doen voor het grotere geheel. Daarnaast is er de beleidsadviesgroep die wij deze periode nog breder hebben ingericht. Wij vragen deze mensen om met ons mee te denken in de beleidsvorming en te helpen strategisch richting te geven aan het lectoraat. Voor deze twee dingen zet ik de communicatie optimaal in, zodat het veld ziet dat we dingen doen die echt aan de orde zijn. Zo hebben we recent een RAAK-subsidie gekregen voor een project dat echt samen met het veld samen ontwikkeld gaat worden. Een prachtig vertrekpunt om plannen te kunnen realiseren!’

Hans Reinders: ‘De ontwikkeling van ons project zit in de gehandicaptenzorg, zonder principiële reden. Wat wij doen zou ook in een therapeuticum of in de psychiatrie kunnen. Gezien de algemene schreeuw om iets anders dan die becijfering en externe controle, ben ik er zeker voorstander van dit ook naar de andere sectoren uit te zetten, maar de praktijk moet dit nog aantonen. Ik hoop dat de NVAZ-leden zien wat de betekenis is. Ik zie dat de ontstane versmalling wellicht vragen oproept en dat ik soms te ver op afstand ben. Maar ik hoop antwoorden te kunnen geven die nieuwe mogelijkheden schetsen.’

Erik Baars: ‘Zowel de leerstoel als het lectoraat zijn gevraagd om te rapporteren aan de NVAZ-leden. Zo horen zij wat we aan het doen zijn en plaats je kennis en ervaring zodanig in een context dat het voor alle leden boeiend wordt. Dan is er nog het PAG (Platform Antroposofische Gezondheidszorg). Daar zou jij ook aan kunnen deelnemen. Dan ben je niet Hans Reinders op afstand, maar iemand die iets kan bieden voor de hele NVAZ.’

Hans Reinders: ‘Daar heb je een goed punt!’

Zo komen verschillende routes aan bod om onderzoek levendig te maken voor de leden. Door de wisselwerking tussen de onderzoekspraktijk en de vragen die terugkomen uit het veld, wordt zichtbaar dat er inderdaad een andere manier van kijken nodig is en dat deze in ontwikkeling is.

Hans Reinders: ‘Binnen ons project heeft een lidinstelling van de NVAZ hoog ingezet op dit type onderzoek om een gedegen discussie met hun zorgkantoor te kunnen voeren over kwaliteit van zorg en ondersteuning en over de vraag hoe je die zichtbaar maakt. Wat zij daarmee aan de kaak hopen te stellen is de manier om naar output van de antroposofische zorg te kijken. Hun weg daarin zou voor meer zorgaanbieders kunnen gelden en is zelfs een voorbeeld van innovatief handelen. In zoverre dat ze de zorgverzekeraar de vraag hebben gesteld: bedoelen jullie nu echt dat als kwaliteit meetbaar is, alles wat niet meetbaar is dan ook geen kwaliteit kan hebben? Nou, daar was door het zorgkantoor nog nooit op die manier over nagedacht; een nieuwe stap is gezet.’

Erik Baars: ‘Ik hoop dat in de afgelopen jaren ook bij besturen duidelijk is geworden dat we een soort bedreigde diersoort aan het worden zijn. Er zullen inderdaad stappen gezet moeten worden in het expliciet maken en verantwoording afleggen. Als we dat niet doen, ben ik bang dat we niet overleven. Ik denk dat die boodschap inmiddels aankomt. Ik heb zestien jaar midden in de praktijk gezeten en weet hoe ongelooflijk mooi de antroposofische gezondheidszorg bijdraagt. Maar ik weet ook welke beperkingen er zijn en wat er nog ontwikkeld moet worden. In die zin ben ik echt een bouwer. Ik probeer netwerken en onderzoekslijnen uit te zetten, zodat we die weg beter kunnen afleggen. Als ik mensen in dit proces mee neem en ze op weg help, zijn ze vaak heel dankbaar. De inzet en wens om het allemaal samen te doen – ieder vanuit zijn eigen kwaliteiten – is heel sterk.’

Laatste ronde, laatste boodschap...

Hans Reinders: ‘Ik vind het jammer dat de NVAZ zijn werkgroep onderzoek kwijt is. Dat was voor mij een belangrijke plek om feeling te hebben met verschillende aspecten van antroposofische zorg. Ik krijg nu minder zaken op mijn netvlies. Er zit structureel een groot verschil in hoe een lectoraat is opgebouwd en hoe een leerstoel functioneert. Leerstoelen zijn altijd nog koninkrijken. Lectoraten zijn bijvoorbeeld met een kenniskring opgetuigd; daar worden zaken in verband gebracht met elkaar. Als houder van een bijzondere leerstoel heb je bijvoorbeeld geen toegang tot het curriculum. Ik kan studenten via een briefje op het prikbord uitnodigen dat ze voor vrije punten bij mij college kunnen volgen. Erik zit op een heel andere manier in zijn veld verankerd. Vandaar dat ik die werkgroep een belangrijke bron van informatie vond.’

Erik Baars: ‘Overzicht – ik vind het belangrijk voor het veld dat er een totaalbeeld is van wat er allemaal gebeurt. Wij zijn momenteel wat rijker dan de NVAZ en willen graag een overzicht van onderzoeksprojecten maken en dit up to date te houden. Zo wordt het allemaal wat zichtbaarder. Hans zou hier bijvoorbeeld ook over zijn activiteiten kunnen vertellen. Het tweede is dat we een internationale nieuwsbrief willen maken om ook in Europa meer samenhang en consistentie te creëren. Bij de medische sectie is helemaal geen geld om zoiets te doen. Als we dit een paar keer per jaar doen, kan dat enorm veel helpen. Dit bieden wij het veld graag aan.’

Aan het einde van het gesprek lijkt het erop dat Erik Baars en Hans Reinders al aan hun wandeling begonnen zijn. In de antwoorden klinkt door dat er nog veel boeiende stappen gaan volgen en dat zij elkaar inderdaad goed aanvullen. De passie voor onderzoek is door beiden op zeer persoonlijke wijze vormgegeven. Bij de een zijn taal en tekst leidend in het grondig zoeken naar antwoorden en oplossingen. In dit proces is het begrip betekenisgeving zeer belangrijk, omdat cijfers en meetinstrumenten nooit een compleet verhaal vertellen. De bedoeling is wellicht om mensen kritisch te laten nadenken over wat ze eigenlijk aan het doen zijn en of middel en doel wel samen gaan. De ander is, vanuit een ongekende nieuwsgierigheid naar hoe de wereld in elkaar zit, bezig om aantoonbaar en inzichtelijk te maken dat de antroposofische gezondheidszorg veel moois te bieden heeft. Dit gaat gepaard met een ondernemerschap dat – door te bouwen aan netwerken en door met de beschikbare middelen samenwerking en innovatie te creëren – een optimaal resultaat beoogt dat iedereen ten goede komt. Deze ontmoeting en hun gezamenlijke zichtbaarheid zullen er aan bijdragen dat de begrippen kwaliteit en wederkerigheid de komende jaren nog vaak de revue zullen passeren binnen het brede onderzoeksveld... Een avontuurlijke route gewenst!

Geen opmerkingen:

 
Site Meter