‘Hoe beter je weet hoe het met jezelf gaat, hoe beter je kunt hanteren hoe het met de ander gaat’
Jan Verweij
Op 6 december verdedigde Pim Blomaard , lid van de Raad van Bestuur van de Raphaëlstichting en bestuurslid van de NVAZ, aan de Vrije Universiteit in Amsterdam zijn proefschrift over de persoonlijke relatie als kern van de begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking. De dissertatie werd begeleid door Prof.dr. Hans Reinders, hoogleraar ethiek aan de faculteit der Godgeleerdheid en als bijzonder hoogleraar houder van de Bernard Lievegoed leerstoel.
Een gesprek over deugden, innerlijke kwaliteit en wederkerigheid in de zorgrelatie. ‘Wil je de relatie met de ander verzorgen, dan is een belangrijke voorwaarde dat je de relatie met jezelf verzorgt. Die koppeling is denk ik veel sterker dan we hem vaak zien.’
Hoe is de onderwerpkeuze tot stand gekomen?
Pim Blomaard: ‘Ik was wel benieuwd naar de antroposofische visie op de zorgrelatie. Ik wilde dat aanvankelijk uitwerken door me helemaal historisch te verdiepen in Steiner. Het heeft zich verbreed naar de zorgrelatie in het algemeen. Mijn persoonlijk motivatie is ook dat je – als je spreekt over ‘de zorg’ – in een soort basisdiscussie belandt die je overal tegenkomt. Namelijk of je iets uiterlijk of innerlijk benadert. Dat geldt ook voor kwaliteit. Je kunt kwaliteit uiterlijk benaderen door te kijken: is je zorgplan op orde, doe je wat erin staat? Maar of dat nou betekent of de persoon in kwestie geholpen is of een ontwikkeling doormaakt... dat is nog maar helemaal de vraag.
Bij innerlijke kwaliteit vraag je jezelf af: sluit je echt aan, komt de persoon echt verder in wat hij wil zijn? En dat geldt ook voor het thema relatie. Heb je ook innerlijk respect voor de persoon die je begeleidt; neem je de persoon altijd in zijn waardigheid ‘mee’? Daar moet je iets voor doen, daar heb je iets voor nodig. Filosofisch gesproken is de vraag: kun je ander mens (zoals jij hem ziet) überhaupt nabij komen? De huidige filosofie zegt: de andere mens bestaat niet; hij is alleen maar een projectie van jezelf; een geconstrueerd beeld.
In de antroposofie leeft het ideaal dat je wel degelijk dichter bij de ander kan komen. Je hebt bijvoorbeeld het ‘inlevend waarnemen’ van Albert de Vries. Wat ik beschrijf in mijn proefschrift is, dat door te oefenen aan reflectie, maar ook aan onbevangenheid en empathie, je stappen kunt zetten om die ander te naderen. Wil je dat kunnen, dan moet je heel erg veel in jezelf doen; je moet op een bepaalde manier aan jezelf werken om de ander toegankelijk te maken. Dat is eigenlijk heel vreemd. Wil je de relatie met de ander verzorgen, dan is een belangrijke voorwaarde dat je de relatie met jezelf verzorgt. Die koppeling is denk ik veel sterker dan we hem vaak zien.’
En hoe zou je dat kunnen doen?
Bijvoorbeeld door te reflecteren. Het raadsel waar je mee te maken hebt (wie is de ander? kan ik daarbij?) die spiegelt met de vraag: kan ik bij mezelf? heb ik wel een beeld van mezelf? hoe weet ik nou wie ik zelf ben? Dat begint al met de vraag: hoe kan ik überhaupt mezelf sturen? Hoe meer je weet hoe het met jezelf gaat, hoe meer je bewust kunt hanteren hoe het met de ander gaat.
In de literatuur wordt er in de laatste 20 jaar steeds meer aandacht aan besteed. Kijk bijvoorbeeld naar de begrippen zelfmanagement, geweldloze communicatie, validation, inlevend waarnemen, gentle teaching, enz. Je moet heel erg goed leren waarnemen om te voorkomen dat je steeds jezelf blijft zien. In de literatuur heet dat ‘de terreur van hetzelfde’. Je komt overal jezelf tegen. De vraag is dan: hoe leer je jezelf terug te houden?
Dat ‘zelfmanagement’ leeft nu enorm. Er zijn allerlei manieren om daarmee aan de slag te gaan. In het kader hiervan wijs ik in mijn proefschrift op een aantal deugden en vermogens: eerbied, onbevangenheid, gelijkmoedigheid en verantwoordelijkheid. Van deugden – misschien is ‘eigenschap’ of ‘houding’ een beter woord - kun je nooit genoeg hebben. Iedereen heeft ze, maar je kan ze versterken of je kan ze verzwakken. Aristoteles zei al: als je ze niet oefent, dan verzwakken ze. Als je er geen aandacht aan besteed, dan raak je ze langzamerhand kwijt.
Kun je een voorbeeld noemen?
Neem: gelijkmoedigheid. Iedereen kent het dat je door een gebeurtenis van de rel bent waardoor je enige tijd niet in staat bent om gewoon te functioneren. Stel even ... agressie: iemand is abnormaal agressief. Dat heeft enorme impact op je gevoel. De kunst is dus om het gedrag wat iemand vertoont ook nuchter te kunnen zien in wat het is. Dat betekent niet dat je die gevoelens moet wegpoetsen, maar dat je ook moet proberen te kijken in wat er zich aan je voordoet. Belangrijk is om een inspanning te doen om het ook helemaal objectief te bekijken.
Hoe doe je dat?
‘Eén van de dingen is om te reflecteren als je een aanvaring hebt gehad. En daarbij ook naar jezelf te durven kijken en je vragen te stellen als: wat gebeurde er in mij, waardoor werd ik zo boos? Wat zei iemand nou precies, waar stond diegene toen?, enz. En je vervolgens dan iets voor te nemen. Feitelijk doet iedereen dat al op zijn of haar manier. Bijvoorbeeld door het verhaal thuis te vertellen of aan collega’s of door intervisie. Maar ik zou willen oproepen om daar nog meer bij stil te staan en om die reflectie meer tot vaardigheid te maken.
Door hier aan te werken, werk je aan je persoonlijk leiderschap en ‘doe’ je aan zelfmanagement. Dit sluit ook erg aan op het meerjarenbeleidsplan waarin een oproep wordt gedaan om van de Raphaëlstichting een lerende organisatie te maken en te werken aan ‘persoonlijk leiderschap’.
Waar werd je tijdens je onderzoek enthousiast over?
De symmetrie in de relatie. Bijvoorbeeld: je wilt iemand wassen. Het doel in het aankleden is dat je iemand tot zelfsturing brengt (ik noem dat dan ‘tegenwoordigheid van geest’). Als het er alleen maar om gaat dat iemand ondersteund wordt, dan ben je met aankleden klaar. Maar op de achtergrond van de zorgverlening staat: hoe kan iemand zijn leven als individu ter hand nemen? Een heel hoog doel voor jezelf, maar zeker ook voor iemand die gehandicapt is. Toch kun je voor elke handeling die je in de zorg verricht, de vraag stellen: maak ik de ander sterk? En dat sterker maken vul ik dan in met ‘tegenwoordigheid van geest’, omdat daar het ‘ik’ een belangrijke rol speelt. Om dat te kunnen moet ik het zelf inzetten. Wat ik beoog voor de ander, beoog ik ook voor mezelf. Om de ander goed te helpen moet ik ook meer bij mezelf komen, anders ben ik alleen maar mijn gewoontes aan het volgen. De routine, de protocollen.
Dat vond ik wel een vondst: in het werk kun je die gelijkwaardigheid heel sterk maken als je dit bewust wordt. Dat wat je beoogt voor de ander is hetzelfde als wat je moet inzetten.
Wat voor reacties heb je gehad?
‘Er kwamen veel positieve reacties op het ‘lekenpraatje’ dat ik aan het begin van mijn verdediging hield. Men was enthousiast dat het onderwerp zo’n aandacht heeft gekregen. Ook in de reguliere zorg begint het idee steeds meer te leven dat men de zorg als contractuele dienstverlening vanuit professionele protocollen (de uiterlijke kwaliteit dus) te eenzijdig vindt en dat er grote behoefte bestaat ook die innerlijke kant te horen. Dat is een verheugend feit; daar sluit mijn proefschrift bij aan.’
Uit het zogeheten ‘lekenpraatje’ aan het begin van de verdediging van het proefschrift:
– de reflectie van de begeleider die zichzelf ontdekt– de beroepshouding van eerbied, openheid, nuchterheid en verantwoordelijkheid
– de intentie bij te dragen aan de individualisering van de ander
– de zelfopvoeding door de begeleider die zijn grenzen bewaakt
– de verantwoordelijkheid voor de situatie door aan te sluiten bij de werkelijkheid van dat moment’
Bernard Lievegoed leersstoel
De Bernard Lievegoed leerstoel is in 2005 ingesteld en in 2010 verlengd door de NVAZ (Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders) om het denken over kwaliteit en professionaliteit in de zorg te bevorderen en de antroposofische visie daarop in de maatschappij een grotere rol te laten spelen. De leerstoel wordt bekleed door Prof. dr. Hans Reinders.
Het onderzoek naar kwaliteit heeft al geresulteerd in het boek ‘De Kunst van het zorgen’ (van Karen Wuertz en Hans Reinders). En ook in een onderzoek dat momenteel op Breidablick gaande is over hoe de kwaliteit op een andere manier kan worden beoordeeld, namelijk dichter op de interactie en de relatie tussen bewoner en medewerker in het dagelijkse leven.
Fotografie: Jan Verweij
Overgenomen uit Kristallijn, nieuwsblad voor medewerkers en belangstellenden van de Raphaëlstichting, nummer 13 van april 2011
Geen opmerkingen:
Een reactie posten