Verborgen bronnen binnen de zorg
Verslag derde ‘Ontmoeting rond de Bernard Lievegoed Leerstoel’
Zaal Toermalijn van Christophorus in Bosch en Duin zat op vrijdagmiddag 15 mei, ondanks de dreigende regen en slechte bereikbaarheid, goed vol. Deze veel beter dan de vorige keer bezochte derde bijeenkomst in het teken van ‘Ontmoetingen rond de Bernard Lievegoed leerstoel’ had als onderwerp ‘De kracht van ervaringskennis. De verborgen bron van zorg’.
Dagvoorzitter Pim Blomaard, wetenschappelijk medewerker van de Bernard Lievegoed leerstoel, had inleidend een andere bron van zorg op het oog. Namelijk de modernisering van de AWBZ waarbij de schotten tussen de diverse sectoren weg zijn gevallen. Hoe blijft de gehandicaptenzorg overeind tussen het geweld van psychiatrie, verslavingszorg, ouderenzorg, verpleeghuiszorg? Welke kennis en expertise heeft zij ontwikkeld waaruit haar eigenheid blijkt? Het specifieke van de gehandicaptenzorg is nog nauwelijks in kaart gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om theoretische kennis, maar heel duidelijk ook om praktische: juist in de praktijk bewijst de gehandicaptenzorg haar waarde. Daarom deze ‘Ontmoeting rond de Bernard Lievegoed leerstoel’ over ‘De kracht van ervaringskennis’.
Stilzwijgende kennis in de euritmietherapie
In de uitnodiging werd van ‘stilzwijgende kennis (tacit knowledge), praktische wijsheid of intuïtief handelen’ gewag gemaakt. Aan euritmietherapeut Roel Munniks de taak om als eerste spreker te laten zien waar die verborgen bron dan zit en waaruit die bestaat. ‘Praktische intuïtie: hoe gebeurt dat in de praktijk?’ was de titel van zijn bijdrage.
Een lastige opgave, om in woorden te kleden wat zich in de beslotenheid van de therapeutische één-op-één situatie afspeelt. Bovendien vanuit een bij uitstek non-verbale therapie als euritmie – hoewel voor deze therapievorm ‘het woord’ cruciaal is. Uit zijn verhaal bleek dat wanneer je tegenover de ander staat, je juist met jezelf geconfronteerd wordt. De ander spreekt niet of heeft andere beperkingen zodat hij niet op voorhand met je mee beweegt, waardoor je alles uit jezelf moet halen. Maar wat moet je uit jezelf halen om die ander te helpen in zijn ontwikkeling? De moed kan je hierbij soms in de schoenen zinken.
Roel Munniks vertelde over een meisje dat hij in therapie kreeg. Het eerste wat hij voorafgaand deed was verschillende momenten op te zoeken om echt kennis met haar te kunnen maken. Dat viel niet mee, want ze liet duidelijk merken dat ze geen enkele zin had in bewegen. Daardoor liet hij zich echter niet uit het lood slaan. Hij stelde zich op haar in en vroeg zich af wat zij zou kunnen en waar zij mee geholpen zou zijn. Daarbij putte hij uit alles wat hij tot dan toe verworven had, uit opleiding, studie, besprekingen, voorstellingen. Maar nog altijd wist hij niet wat hij bij haar precies moest gaan doen. Hoe maak je je keuze? Je moet kunnen ‘lezen’ wie er voor je staat. En je moet je eigen wilskracht oproepen, om over je eigen grenzen heen te stappen, opdat je daar in alle bescheidenheid ook toe in staat bent. Tot een half uur voor het begin wist hij nog niet zeker hoe en wat hij zou doen. Terwijl hij zich op de situatie bezon, kreeg hij een inval. Een reeks van drie klanken. Zo zou het moeten. Nu was het zaak hier ook aan vast te houden en niet te gaan twijfelen dat het ook wel anders zou kunnen. Want dan had hij het moment laten lopen. En wat bleek? Wat hij helemaal niet verwachtte, gebeurde: ze deed meteen uit zichzelf mee en alles verliep die eerste keer bijzonder harmonieus. De eerste klap was een daalder waard. Het was zijn praktische intuïtie die hem dit had ingegeven.
Voorwaarden voor praktische intuïtie
Hoe komt dat nou, waar ligt dit aan? Roel Munniks had zich die vraag gesteld en was tot een aantal voorwaarden gekomen. Zoals dat je niet alleen op jezelf moet letten, maar ook op hoe andere mensen met haar omgaan. En de bereidheid hebben om je te laten corrigeren in je eigen opstelling en gedrag. Ook echt ontspannen zijn behoort ertoe. Er niet als gewoon mens tussen gaan staan, maar waarmaken wat in de situatie nodig is. Hoe spreek je? Je echt tot de ander richten, dat is de helft van het effect. Met de taal bereik je iets als je je met aandacht op de ander richt. Dan kun je ook ieder kind anders aanspreken. Daarnaast kan het ook misgaan, bijvoorbeeld wanneer je te veel vraagt van de ander. Het is innerlijk werken om uiterlijk tot iets te komen.
Na deze inkijk in het werk van een therapeut was Albert de Vries aan de beurt. Zijn thema was: ‘Intuïtief handelen: hoe leer je van je eigen successen?’ Als begeleider, consultant en docent in ervaringsleren benadrukte hij het belang om vasthoudend te zijn, ook bij het gevoel het niet te weten. Zoiets kan maanden duren, totdat je ten einde raad bent en er bij wijze van spreken een toestand optreedt van ‘god zegene de greep’. Er kan inderdaad een ingreep volgen die je niet had kunnen bedenken, maar die wel heel goed uitpakt. Wat je hierbij doet, is altijd een kwestie van een individuele aangelegenheid. Collectieve afspraken in teams zijn juist een hindernis. Het gaat erom mee te bewegen met de ander, te accepteren in wat hij wil zijn, in zijn mogelijkheden. Niet aansluiten bij de wens, de behoefte van de ander, maar bij zijn wilsrichting. Handelen vanuit verbondenheid en niet je voorstelling ertussen zetten.
Kennis in beelden en niet in diagnoses
Op deze manier blijk je in de praktijk al iets te kunnen; nu kun je nog hiervan leren. Je moet dus niet het denken afschaffen. Het gaat om ‘tacit knowledge’: stilzwijgende kennis. Deze kennis is in beelden en niet in diagnoses. In de handeling ga je beelden zien, je laat de handeling spreken. In de reflectie wordt het begrip ontwikkeld. Je moet aanvankelijk uithouden dat je het niet snapt. Dan kunnen zich nieuwe begrippen vormen.
Albert de Vries gaf het voorbeeld van een zwaar autistische vrouw die in een totaal lege kamer sliep. Zij vertoonde bijzonder storend gedrag. Nu is het de kunst om in dat storende gedrag ook een potentie te zien. Want die zit erin. En dan pas wordt er een andere benadering mogelijk. Dan laat je ruimte open om in processen te stappen die voordien niet mogelijk waren. Een van de nieuwe begrippen die door de medewerkers bij een begeleidingstraject gevonden waren, was ‘mediterend inkeren’. Dit bedenkend bracht nieuw handelen teweeg, ook in andere situaties die niet van tevoren besproken waren.
Hans Reinders was de derde spreker. Zijn bijdrage was oorspronkelijk aangekondigd als: ‘Tacit knowledge: hoe activeer je het onbekende?’ Maar dat hij ook nog steeds zoekende hierin was, bleek wel uit de titel die hij deze middag op het scherm toverde: ‘De betekenis van stilzwijgende kennis voor de zorgpraktijk’. Het was hem er in ieder geval om te doen praktische wijsheid beleidsmatig te kanaliseren. Kritiek is er nu wel genoeg uitgeoefend in zorgland, maar wat hebben we voor alternatief te bieden?
Het is duidelijk dat het probleem zit in de relatie tussen kennis en kwaliteit. De ‘evidence based care’ (EBC) zoekt naar objectief bewezen kwaliteit, met een grote rol voor standaardisering. Daarnaast wordt groot belang gehecht aan gecontroleerde omstandigheden, herhaalbaarheid, kennis moet vooral niet persoonsgebonden zijn en opgeslagen kunnen worden in kennisdragers, zoals boeken, artikelen, databases, instrumenten. Hier wordt kennis gereduceerd tot informatie. Maar er is een nieuw kennisbegrip nodig, waarbij bejegening en relaties centraal staan. Of nog sterker: waarbij de relatie de drager van kwaliteit is. Je hebt in zorgpraktijken overdraagbare en niet-overdraagbare kwaliteit. Het gaat niet alleen om te verantwoorden zorg, maar ook om goede zorg in de ruime betekenis van het woord. Alleen: hoe krijg je hier nu zicht op?
Culturele antropologie als hulpmiddel
Reinders was tot de slotsom gekomen dat de culturele antropologie bij deze vraag de beste papieren heeft. Die heeft hier de instrumenten voor ontwikkeld en is geoefend in kwalitatieve observaties. Dus leek het hem verstandig om de hulp van cultureel antropologen in te roepen. Er is al een uitgebreid onderzoeksproject op Orion geweest waarover een boek zal verschijnen. De gebruikte onderzoeksmethode wordt met een vervolgproject voortgezet binnen ’s Heerenloo.
De laatste spreker van de middag was Gerard Gerding, bestuurder van de Gemiva-SVG Groep. Hij hield een warm pleidooi voor betrokkenheid vanuit de bestuurlijke hoek. Hijzelf bleek daar het levend voorbeeld van te zijn. Dat sloot natuurlijk niet uit dat je ook bedrijfskundig en planmatig je zaken goed voor elkaar moet hebben. Maar daarnaast is meer nodig. Je moet jezelf inbrengen en open staan voor nieuwe ervaringen. Voor een bestuurder ligt dat vooral op het vlak van het sociale samenleven. De voorbeelden die hij noemde waren van een grote eenvoud en een sterk gevoel voor het normale in de verhoudingen tussen mensen. Niet afstandelijkheid, maar betrokkenheid maakt het verschil. En maakt dat mensen het gevoel hebben gezien te worden, dat hun werk ertoe doet.
Zo werd deze derde van de ‘Ontmoetingen rond de Bernard Lievegoed leerstoel’ een heel memorabele. Als je ook maar begint dit veld te betreden, heb je direct het gevoel tijd te kort te komen. Het is een heel nieuw terrein dat nog op ontginning wacht. Maar als er openheid voor is, worden er vast en zeker bijzondere nieuwe ontdekkingen gedaan.
Michel Gastkemper
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten