vrijdag 7 juni 2013
Verbinding als hoofdkenmerk van antroposofische zorg
Het grote feest van 40 jaar Raphaëlstichting
Fotografie: Harm van der Meulen
zondag 28 april 2013
NVAZ-voorzitter geridderd
‘Bert Vroon (65) uit Dalmsholte kreeg de hoogste onderscheiding door burgemeester Marc-Jan Ahne opgespeld.’
‘Vroon was ook verbonden aan onder meer het CDA als Lid van het Dagelijks Bestuur in de functie van Partijpenningmeester en Partijsecretaris a.i., en aan de besturen van diverse musea.’
donderdag 28 maart 2013
De NVAZ in perspectief
Na al hetgeen zich in de voorafgaande twaalf maanden had afgespeeld (zie ook ‘Recapitulatie en bezinning bij de NVAZ. De ledenvergaderingen in november 2011 en mei 2012’), vond eind 2012 een Algemene Ledenvergadering plaats waarin een nieuw perspectief voor de NVAZ gevonden moest zien te worden. Voorzichtig werden stappen gezet in een grotendeels nieuwe situatie, en, naar het zich liet aanzien, niet zonder dat er terechte hoop mocht worden gekoesterd. Toch was er nog een behoorlijk aantal niet te voorziene en niet te controleren factoren, zodat behoedzaamheid geboden was. De onverwacht hoge opkomst, zodat de vergaderruimte in gebouw Lenteleven in Zeist bijna te klein was, en de positieve stemming die tijdens de vergadering heerste, zorgden in ieder geval voor een goed begin.
De uitkomsten werden verwerkt in de notitie ‘De NVAZ in perspectief’ van 26 november 2012, dat diende als basismateriaal voor deze ledenvergadering. De opsteller ervan, voorzitter Bert Vroon, beschreef de ontwikkelingen van de NVAZ in de jaren 2007-2012. Hij somde de ‘biografische’ uitdagingen op, waarin deze organisatie zich sinds 1 juli 2007, de oprichting van de NVAZ door een interim-bestuur, voortdurend bevindt. De aanvang werd getekend door een te hoog ambitieniveau dat tot de juiste proporties moest worden teruggebracht. De NVAZ was organisatorisch te zwaar opgetuigd en werd afgeslankt. De Ledenraad werd opgeheven.
Michel Gastkemper
Recapitulatie en bezinning bij de NVAZ
Het wordt tijd De Digitale Verbreding nieuw leven in te blazen. Een goede aanleiding is er ook: de aanstaande Algemene Ledenvergadering op 25 april. De laatste keer dat u hier De Digitale Verbreding kon lezen, was in oktober 2011. Meteen de maand erop werd een Algemene Ledenvergadering gehouden. Aan het eind van dezelfde maand schudde een van de grootste lidinstellingen van de NVAZ, de Zonnehuizen, op zijn grondvesten: er moest surséance van betaling worden aangevraagd. Vervolgens in december 2011 failliet verklaard, in januari 2012 overgenomen door LSG-Rentray en de Groep Winter. Die gebeurtenis liet ook de NVAZ niet onberoerd.
woensdag 26 oktober 2011
De Digitale Verbreding, uitgave 20, van 26 oktober 2011
Het heeft even geduurd, maar nu kunnen wij u hierbij dan ook een zeer gevulde De Digitale Verbreding presenteren. De berichten en aankondigingen buitelen weer over elkaar heen.
Speciale aandacht vragen wij voor de Herfstconferentie van de NVAZ op 17 november, waarvoor zich al 110 mensen hebben aangemeld. Wilt u erbij zijn, haast u! Er is namelijk niet veel meer plaats dan voor 150 personen in de Rafaëlzaal van de Zonnehuizen in Zeist.
Speciale aandacht ook voor de werkconferentie van het ‘Project Opleidingen in verbinding’. We hebben niet alleen een uitvoerig verslag van de conferentie op 17 juni, maar ook een aankondiging van de vervolgbijeenkomst op 23 november.
En omdat al het goede in drieën komt, graag ook speciale aandacht voor het verschijnen van het boek Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen. We vieren deze bijzondere uitgave door hier het voorwoord van Bert Vroon en het nawoord van Kim Putters te publiceren. We hopen dat u met dit voorproefje de smaak te pakken krijgt en naar de boekhandel rent om uw eigen exemplaar te bemachtigen.
Wilt u de volledige tekst van dit nummer van De Digitale Verbreding printen, klik dan hier voor een pdf.
Inhoud
Verslag werkconferentie Opleidingen in verbinding op 17 juni 2011
Therapeuticadag op 3 september 2011 in Haarlem
Voorwoord Bert Vroon uit Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen
Kim Putters: Drie paradoxen van onze gezondheidszorg (uit Duurzame gezondheidszorg)
Column van Hans Reinders: Kwaliteit van Bestaan
NVAZ Herfstconferentie ‘Michaël als Tijdgeest’ op 17 november 2011
Symposium EMC ‘Bewustzijn in je handelen’ op 9 november 2011
Herfstcongres: Overbeweeglijke & apathische kinderen, 25-26 november 2011
Symposium lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg op 9 december 2011
Eva Mees en Tonnie Bakhoven overleden
Vervolgbijeenkomst ‘Project Opleidingen in verbinding’ op 23 november
Oktobernieuwsbrief lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg
Documenteren van kunstzinnige therapie
Nieuwe bestuurder Raphaëlstichting
Ontwikkelingen bij de Zonnehuizen
De Vijfsprong op tv
De werking van gebouwen op het welzijn van mensen
Diploma-uitreiking SPW-opleiding in Overkempe te Olst
Jubileum Bernard Heldt 25 jaar antroposofische zorg
Pril en tegelijk concreet bouwwerk Academie en netwerk Hoger Onderwijs
Verslag werkconferentie Opleidingen in verbinding op 17 juni 2011
‘Verder bouwen aan de Academie en het netwerk Hoger Onderwijs’ was de titel van de werkconferentie die op vrijdagmiddag 17 juni werd gehouden op de bovenste verdieping van gebouw Lenteleven in Zeist, vlak boven de burelen van de NVAZ, die tekende voor de organisatie. Een belangrijk moment, halverwege het afgemeten jaar waarin het project ‘Opleidingen in verbinding’ gestalte moest krijgen. Meer tijd en geld zou er niet voor beschikbaar zijn; dus lukken of mislukken van het project hing boven deze conferentie. Lees ook ‘Start project Opleidingen in verbinding’ in De Digitale Verbreding nr. 18 van 11 februari 2011.
Als doel werd daar gesteld, ten eerste:
– Het versterken van de verbinding tussen de opleidings- en nascholingstrajecten in het veld van de antroposofische gezondheidszorg. Oprichten van een samenwerkingsverband in de vorm van een Academie Antroposofische Gezondheidszorg (Academie AG) voor hoger onderwijs.
En ten tweede:
– Het tot ontwikkeling brengen en onderhouden van een netwerk met reguliere instellingen voor hoger onderwijs vanuit het veld van de antroposofische gezondheidszorg.
Hoofdmoot
De hoofdmoot van de conferentiemiddag bestond uit het bespreken van drie voorbereide thema’s, namelijk de opzet van de basismodule, de organisatorische vormgeving van de academie en het ontwikkelen van een werkplan voor de academie. Dat gebeurde in drie verschillende groepen, met vrijwel gelijke vragen: wat is je opgevallen, welke suggesties en vragen heb je, zie je raakvlakken met meer instellingen in het netwerk hoger onderwijs? Een echte werkconferentie dus. Dat bleek ook uit de vervolgvragen, die gingen over de informatie die de deelnemer of de organisatie van de deelnemer te bieden had en welke inhoud de desbetreffende opleiding of organisatie kon leveren. Suggesties voor de samenstelling van de werkgroep en of men daar ook zelf deel van wilde uitmaken, complementeerden de algemene vragen.
Hierbij kwamen specifieke vragen over de drie thema’s. Bij de basismodule waren dat: wat belangrijk werd gevonden voor de basismodule voor hoger opgeleiden, welke delen van de eigen applicatiecursus dan nog moesten worden uitgevoerd en wat samen met andere beroepsgroepen zou kunnen worden gedaan.
Bij de vormgeving van de academie werd gevraagd naar suggesties voor de relatie met de beroepsverenigingen alsook met de instellingen in hun rol als werkgever en zorgaanbieder, en naar gezichtspunten bij de rechtsvorm en het businessplan van de academie.
Bij het werkplan van de academie richtten de vragen zich op specifieke eisen van de eigen opleiding die niet samenvallen met andere beroepsgroepen, en de gewenste nascholing die de academie zou moeten bieden, dan wel andere activiteiten die zouden moeten worden uitgevoerd.
Een hele waslijst aan vragen en vraagstellingen.
Zo droog als het nu klinkt, zo levendig bleken de uitwisselingen in de drie groepen naar aanleiding van deze vragen. Dat had ook te maken met de opdracht om de bevindingen op post-it papiertjes te noteren, te groeperen en na afloop op een geordende manier op een flap-over te plakken. Hierdoor konden de resultaten worden gedeeld met alle deelnemers en ontstond er zicht op wat elders had plaatsgevonden.
Maar een conferentie is geen conferentie als er niet ook een stevig fundament wordt gelegd door middel van een degelijke inleiding. Truida de Raaf als voorzitter van de stuurgroep gaf een informatief resumé van wat tot dan toe had plaatsgevonden, compleet met Powerpoint Presentatie. Zij verklaarde dat de beeldvorming van de academie en haar netwerk is ontstaan naar aanleiding van gesprekken met leden en besturen van beroepsverenigingen, met scholingsfunctionarissen van instellingen, door middel van een enquête, alsmede door gesprekken in het sectoroverleg van de NVAZ en in het opleidingenoverleg van de Medische Sectie. En natuurlijk met vele nachtjes erover slapen...
Ter verduidelijking vertelde zij dat hier onder ‘Hoger onderwijs’ (post) HBO en academisch onderwijs wordt verstaan. En waarom nu alleen het hoger onderwijs? Omdat het antroposofisch geïnspireerd MBO goed is georganiseerd door het Edith Maryon College (EMC) en stichting Plegan voor verplegenden en verzorgenden. De opleidingen van het EMC voor groepsleiders (de oude SPW, nu MZ – maatschappelijke zorg – genoemd) van de instellingen zijn goed ingebed in de ROC’s, volledig geïntegreerd en maatschappelijk erkend.
Je kunt je afvragen waarom de academie nu nodig is. Dat maakte Truida de Raaf duidelijk aan de hand van één beeld, waarbij als overheersende indruk een soort lappendeken overbleef van opleidingen en nascholingen.
Ga maar na: in de eerste plaats applicatieopleidingen (aanvullende antroposofische opleidingen na een regulier erkende opleiding) voor artsen (NVAA), fysiotherapeuten (NVAF), psychologen, orthopedagogen, psychotherapeute (NVAP) en verpleegkundigen (vanaf niveau 5 Plegan). Daarnaast zijn er beroepsgroepen die op dit moment geen applicatieopleiding hebben, of nog niet hebben. De relaties met hogere onderwijsinstellingen vanuit applicatieopleidingen, instellingen en beroepsverenigingen zijn nu niet op elkaar afgestemd. Hoewel het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden een sterke verbindende schakel vormt met betrekking tot onderzoek in het veld.
De huidige situatie levert problemen op, zo vervolgde Truida de Raaf, wat zij expliciet maakte door die met de beamer op het scherm te tonen. Ze voegde eraan toe dat we niet moeten vergeten dat voor een aantal beroepsgroepen nog geen goed applicatietraject voorhanden is: diëtisten, psychosociale hulpverleners (maatschappelijk werkers), verloskundigen, ergotherapeuten, therapeutische begeleiders (post SPH).
Ook hierin kan de toekomstige academie voorzien. Deze start namelijk met een basismodule voor alle beroepsgroepen. Daarna volgen de vakgerichte applicaties waarbij ook nog gezamenlijke modules voor enkele beroepsgroepen mogelijk zijn. Evenals een gezamenlijk onderzoekstraject, al dan niet erkend als Master; die kan erbij horen. De coördinatie en ontwikkeling van het geheel zorgt voor de samenhang. In beeld verscheen hiertoe een prachtige samenhang, in de vorm van een stevig gebouw.
Wat daarvoor nodig zou zijn, was in de eerste plaats een samenhangende coördinatie en ontwikkeling. Dit alles leidend tot de academie en haar netwerk in de toekomst: een omvangrijk beeld. Waarin de opbouw van duurzame relaties met het hoger onderwijs in Nederland zichtbaar wordt, als ook internationaal; keuze voor Hogeschool Leiden, VU (Lievegoed leerstoel), Herdecke, en andere. Zodat daadwerkelijk iets kan worden opgebouwd, ook wat betreft onderzoek en niet te vergeten onderzoeksinstellingen zoals het Louis Bolk Instituut en natuurlijk de internationale Medische Sectie als deel van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen. Hierbij hoort ook een goede samenwerking met andere opleidingsinstellingen (ook op MBO-niveau), zoals het EMC, het Instituut voor Biografiek, de Stichting Emerald, de opleiding Chirofonetiek en andere. En natuurlijk het onderhouden van een nauwe samenwerking met de beroepsverenigingen en instellingen binnen de NVAZ.
Op het scherm werd dit toekomstbeeld ook in woorden uitgedrukt: de mogelijkheden die deze academie en haar netwerk te bieden hebben. Om tot slot uit te komen bij de prangende en zeer pragmatische vraag, waar deze academie dan gerealiseerd zal moeten worden. Truida de Raaf onthulde dat hierover nog nauwelijks gedachten waren gevormd. Aanvankelijk werd gedacht aan een puur virtuele academie, maar inmiddels wordt ook een plek overwogen waar deze academie een anker heeft liggen. Om te besluiten met: ‘Of misschien beter gezegd een thuis, een voet aan de grond. En dan van daaruit misschien rondwandelend door het land?’
Basismodule
Dit alles als basis om met elkaar in gesprek te komen naar aanleiding van de vragen waarover de aanwezigen zich in drie groepen dienden te buigen. Bij de basismodule vroeg men zich af wat tot de inhoud zou moeten gaan behoren: mogelijk ontwikkelingspsychologie, algemene en antroposofische ziekteleer, organen, psychiatrische beelden. Onder te verdelen in verschillende modules, zodat er ook een differentiatie in ziekteleer voor artsen en paramedici en met aanvullende inhoud mogelijk wordt. Waarbij fenomenologische waarneming en praktijkervaring van groot belang zijn, naast het twee-, drie-, vier-, zeven- en twaalfledige mensbeeld. Meegenomen zou in ieder geval moeten worden: onderzoek, meditatieve scholing, ontwikkelingsprocessen en autonomie van het ik. Legio aanvullende vragen en opmerkingen kwamen boven water, een greep:
Schep helderheid in het aanbod van zoveel mogelijkheden
Biedt samenhang en overzicht
Formuleer helder waartoe je opleidt
Stel vanuit ieder beroepsprofiel een competentieprofiel samen
Betrek er in een vroeg stadium een onderwijskundige bij
Laat de basismodule qua tijd samenlopen met de betreffende opleiding
Verbreed de basiskennis naar je beroepsinhoud (of mis je dan veel in het eerste jaar of is dit juist winst voor de volgende jaren?)
Kennen de verschillende opleidingen of applicaties ook verschillende snelheden?
En dus ook verschillende opleidingseisen?
Hoe behoudt elke beroepsgroep haar eigen, individuele karakter?
Wie is verantwoordelijk voor het behoeden van de esoterische verbinding en de vrijheid daartoe?
Academievorming
Bij het gesprek over de vormgeving van de academie waren de vragen en opmerkingen niet minder prangend. Van heel praktisch tot weidse perspectieven: bekostiging coördinator, ondersteuning en docenten, wel of niet geheel geprofessionaliseerd, dan wel met vrijwilligers, meest gunstige cursustijden, locaties voor theorie- en praktijkonderwijs, tegenover bestuurlijke vraagstukken over een bestuur op afstand, toezichthoudend, bestaande uit deskundigen, helder en capabel, verbonden met de antroposofie, niet via coöptatie tot het bestuur toetredend, maar via stakeholders op basis van herkenning van de persoon en diens kwaliteiten.
De academie is het aanspreekpunt dat naar buiten als een geheel optreedt, en niet langer meer de afzonderlijke opleidingen, want die zijn hierin opgegaan. De beroepsverenigingen en instellingen blijven wel de directe partners die belang hebben bij deze academie. De rol van de beroepsverenigingen nader uitwerken, evenals het leggen van relaties met relevante organisaties en instituties in binnen- en buitenland. De coördinator als eigenlijke initiatiefnemer, met daarnaast een voor iedereen goed toegankelijke contactpersoon. Het waarborgen van de bestaande kwaliteit en deze nog vergroten.
De aanleiding voor academievorming ligt intern in de al langer levende wens te komen tot een samenhangende professionalisering, evenals bij externe druk van bijvoorbeeld ziektekostenverzekeraars. Er bestaat een grote wens om in de voortzetting van het voorbereidingsproces het procesmatig karakter tot nu toe te behouden, met ruimte voor inbreng. Het zal er vooral om gaan de academie samen te maken en ieder te vragen het beste daarvoor te leveren.
Meerjarenplan en werkplan
De groep die zich boog over de vraag naar het ontwikkelen van een werkplan voor de academie had geen kennis van de inhoud van het gesprek van de vorige groep, terwijl die ook van belang was voor de vraagstelling ten aanzien van een concreet werkplan en een meerjarenplan.
Belang werd gehecht aan de expertise van de toekomstige coördinator van de academie en aan het samenbrengen van een team van professionele opleiders met een continue coördinator. Die continuïteit kwam ook terug bij de plek, liefst centraal in het land.
Genoemd werd het maken van een inventarisatie van wat er is en het beoordelen hiervan op kwaliteit. Niet de hele tuin omspitten, maar zorgvuldig kijken wat ontwikkeld is en bruikbaar in het geheel. Misschien moet er wat verplant worden, om in het beeld van de tuin te blijven.
De wens bestaat nadrukkelijk om de eigenheid en vrijheid te respecteren. Maar hoe verhoudt zich dit tot kwaliteitsbeoordeling?
Aanbrengen van samenhang, ontwikkelen van een werkelijke integratieve geneeskunst, opbouwen van het curriculum. Helaas spreken de verschillende beroepsgroepen elkaars taal onvoldoende. Behulpzaam hierbij kan ervaringsgericht onderwijs zijn.
Goed in beeld krijgen van de vraag van studenten, ook via de instellingen, zodat het aanbod meer vraaggericht kan zijn. Een vraag die van twee kanten komt: van de student én van de opleiders.
Bevestigen en verder uitbouwen van de relatie met hogescholen en universiteiten die er al ligt, in afstemming met de NVAZ en onderzoeksinstellingen.
Commitment is nodig voor de hele academie. De relatie met beroepsverenigingen, zeker die nu een eigen applicatieopleiding hebben en dit als hun opgave zien, vraagt visie en zorgvuldige aandacht.
Communiceren en goede Public Relations verzorgen, bekendheid in het veld opbouwen, ook bij instellingen (antroposofisch en regulier) en reguliere opleidingsinstituten.
Prille concreetheid
Verder bouwen aan de Academie en het netwerk Hoger Onderwijs, deze titel van de werkconferentie werd op deze manier wel eer aangedaan. Dat bleek eens te meer toen na de drie gespreksgroepen de kansen en zorgen die tevoorschijn waren gekomen plenair werden gebundeld. De betrokkenheid was groot en aanstekelijk. Het uitwisselen en delen bleek een meerwaarde te hebben waardoor de academie in al zijn prilheid, maar niettemin concreetheid al een begin van leven begon te vertonen bij de deelnemers. Dat was de winst die deze middag, halverwege het traject, werd geboekt en die de stuurgroep ongetwijfeld de moed zal hebben gegeven de tweede helft van het jaar met nog grotere kracht voort te gaan op de ingeslagen weg. Kortom, een zeer geslaagde werkconferentie die volledig aan zijn doel beantwoordde.
Michel Gastkemper
Feest in Haarlem na veertig jaar therapeuticum
Ha, therapeuticadag, dat betekent feest! En zo was het ook op 3 september 2011 in Haarlem. Het ‘Prinsen Bolwerk 12’, vlak naast het station, nodigde de medewerkers van alle antroposofische therapeutica in Nederland uit. Meteen na binnenkomst stond een tafel met taart midden in de gang, je kon er niet omheen. ‘40’ stond er op de gebakjes; het waarom daarvan werd later duidelijk gemaakt.
Het was alweer een tijdje geleden dat de vorige dag werd georganiseerd (zie http://de-nvaz.blogspot.com/2009/05/therapeuticadag-2009.html). De uitnodiging verwees zonder omwegen naar deze laatste bijeenkomst in april 2009: ‘Het thema op die dag was de profilering van de antroposofische zorg in deze tijd. Het was een levendige en interessante ontmoeting met velen van u.’
Door ‘de voorbereidingscommissie i.o.: Madeleen Winkler en Christof Zwart’ werd dit jaar de boel zonder dralen opnieuw aangezwengeld:
‘Het dagthema is: Het Therapeuticum als (geestelijk) wezen. Hoe maken we die zichtbaar? Deze dag wordt georganiseerd door de sector therapeutica van de NVAZ voor de medewerkers van de therapeutica, die lid zijn van de NVAZ.’
En niet overbodig werd erbij vermeld: ‘Mocht u nog geen lid zijn van de NVAZ, maar dit wel overwegen, ook dan bent u van harte welkom!’
Dat was niet aan dovemansoren gericht. Dat wil zeggen, er waren 34 aanwezigen, van wie tien mensen van Therapeuticum Haarlem. Dat therapeuticum heeft niet alleen twee locaties, maar in feite ook twee entiteiten: Prinsen Bolwerk en Koninginneweg. Bij de eerste is Christof Zwart als huisarts werkzaam, bij de tweede, die nu tien jaar bestaat, Joost Laceulle. Een functionele onderverdeling wellicht, want Prinsen Bolwerk kan niet de voltallige bemensing in Haarlem bolwerken. Maar waar het om ging, is dat het therapeuticum in Haarlem dit jaar veertig jaar bestaat. Reden voor feest! En voor een nieuwe therapeuticadag in deze bisschopsstad.
Eregast Joop van Dam
Als eregast was oud-antroposofisch arts Joop van Dam uitgenodigd, de nestor van de Nederlandse therapeutica. Breekbaar maar enthousiast en standvastig wilde hij de verzamelde artsen en therapeuten graag vertellen over het prille begin, veertig jaar geleden. Zoon Vincent J. van Dam, en zelfs een kleinzoon, waren bij dit gedeelte ook aanwezig. De eerste legde de bijdrage van zijn vader met zijn camera vast, en zette het 23 minuten durende filmpje op internet (zie YouTube, http://www.youtube.com/watch?v=EaDj4pPQwp0).
Wat Joop van Dam vertelde? Het is te mooi om dat niet hier een beetje uit de doeken te doen. Hij werd in 1971 schoolarts in Haarlem, direct na het behalen van zijn artsenbul. Tegelijk bouwde hij in zijn eentje zijn praktijk op, het tweede therapeuticum in Nederland. Dat ging bijna als vanzelf. Maar in 1978, na zeven jaar, ‘droogde hij op’, zoals hij zelf zei. Hij zocht een kompaan, om het werk samen verder te gaan doen. Die vond hij in Bob Witsenburg, met wie hij 21 jaar heeft samengewerkt.
In zijn hoedanigheid als schoolarts had hij zelfs periodes les op school in Haarlem gegeven. Maar ook daar had hij opeens besloten te stoppen, rond hetzelfde tijdstip in 1978. Ja, wat nu? Een stap in het duister wagen, het onbekende tegemoet. En toevallig of niet, een week later ‘zag’ hij het therapeuticum voor zich. Die ingeving maakte hem zijn wil bewust om samen met anderen te gaan werken en schiep daarmee de mogelijkheid therapeuten aan te trekken, die dan ook prompt kwamen.
Slapeloosheid
Tot zijn nieuwe repertoire begonnen ook voorlichtingscursussen te behoren. De eerste ging over - waarbij het niet alleen om de eigen verhalen en ervaringen ging, maar ook om het doen - het concreet oefenen om de slapeloosheid te overwinnen. In feite de start van zelfhulpgroepen. De patiëntenvereniging ‘Radiant’ ontstond, er werd een solidariteitsfonds ingesteld, kortom, op deze wijze kreeg een compleet therapeuticum gestalte. De stichters van de Triodos Bank kwamen op bezoek: Dieter Brüll, Adriaan Deking Dura, Lex Bos, en die zeiden hem dat hij op geheel natuurlijke wijze de driegeleding had uitgevonden. Want hier was er rechts-, economisch en geestesleven in al zijn geledingen!
In die tijd ontstonden ook de gezamenlijke patiëntenbesprekingen. Een werkwijze om op een andere manier met de patiënten bezig te zijn. Ook de patiënt zelf was aanwezig. Aan de artsen en therapeuten de schone taak om daarna de hele week elke avond bij zichzelf het innerlijke beeld van deze patiënt op te bouwen. En zich daarbij de vraag te stellen: wat wil deze patiënt? Het is een vorm om beelden door de nacht te dragen. De voorlaatste avond moest dan dit beeld worden weggepoetst, met de vraag: welke stemming komt op? De laatste avond luidde de vraag: komt er een beeld tevoorschijn die hier uitdrukking aan geeft? Daarbij ging het er om welk beeld als eerste spontaan tevoorschijn trad. Op deze manier had je een week lang actief het vooroordeel weggelaten, zodat je eigen wil ging stuwen. Wanneer je daarna dit samen ging bespreken, werd het een echt hartegebeuren. Tegelijk bouwde je zo als therapeuticum aan je identiteit.
Later werd deze individuele bespreking omgevormd tot het werken aan een thema: bijvoorbeeld mensen die te dik zijn. Wat doet de een ermee, wat de ander? Je doet niet iets speciaal voor een individuele patiënt, maar voor het algemeen menselijke, voor de antroposofische geneeskunde als geheel.
Na deze hartstochtelijke inleiding was het de beurt aan de medewerkers van therapeuticum Haarlem. Zij hadden individueel en gezamenlijk als voorbereiding de genoemde werkwijze toegepast op hun eigen therapeuticum. Innerlijk werkend met het beeld van het therapeuticum waar zij zelf werkzaam zijn, waren er beelden ontstaan van de diverse verschijningsvormen, zowel uiterlijk als innerlijk. Uiteindelijk werd deze eigen beelden omgezet in typeringen, die nog verbonden leken aan de eigen persoon. Maar na het actief ‘wegpoetsen’ kwamen er toch verrassende beelden en impressies naar boven, die iets zichtbaar maakten van de geestelijke kwaliteit die in dit therapeuticum leeft.
Geen therapeuticadag zonder uitvoerige gelegenheid tot individuele ontmoeting en gesprek, zo ook hier. Tegelijk was er een prijsvraag, namelijk welk therapeuticum de mooiste website had. Daartoe stonden de diverse computers in het gebouw aan, om een blik op de verschillende websites te kunnen werpen en de eigen voorkeur te bepalen. Die diende later op een groot vel aangetekend te worden. De grootste gemene deler zou als winnaar aangewezen worden.
Intimeren
Het laatste onderdeel bestond uit een intrigerende voordracht van Ton van Osch, huisarts te Naarden-Bussum. Hij had het thema opgegeven gekregen om over het geestelijk wezen van het therapeuticum te spreken. Natuurlijk een onmogelijke opgave; hoe zou je daar iets over moeten zeggen? Maar op zeer originele en vooral overtuigende wijze wist Ton van Osch hierin een weg te gaan, die wel degelijk dat geestelijke karakter benaderde.
Hij ging uit van de Franse filosoof en schrijver Michel Tournier, die een nieuw woord had gemunt voor de gewoonte van mensen tegenwoordig om vrijwel alles wat intiem is prijs te geven. Hij noemde dit ‘intimeren’. Maar daar tegenover staat ‘extimeren’: je bezighouden met wat buiten je is, en dat belangrijker vinden dan jezelf. Is dat niet de hoofdopgave van het therapeutische beroep? De patiënt op een voetstuk plaatsen, zodat die zelfs verbaasd kan uitroepen, bij het gewaarworden van alle artsen en therapeuten die om hem heen in het therapeuticum verzameld zijn: ik heb een fanclub! Die aandacht, die zorg, die creëert een nieuwe stemming en geeft substantie, waar identiteit van uitgaat. Je doet dat met je hart. En met de gezamenlijke harten vorm je een schaal met aandacht voor de andere wereld.
Ongedwongen kwam Ton van Osch bij dit beeld uit bij de graal. Bij de graalsvraag die je de ander kunt stellen: hoe is met je gesteld? Te vertalen in de vraag waarbij ook de mondigheid van de patiënt wordt betrokken: wat wil je met je ziekte? Hier klonk een motief dat ook al door Joop van Dam was aangeslagen. Ton van Osch besloot zijn bijdrage met het uitspreken van een wens, namelijk dat we niet op onszelf blijven, maar algemeen begrijpelijk, op filosofisch-inhoudelijke wijze, formuleren wat we in huis hebben, en daarmee ons eigen geluid actief in de wereld laten horen. Dan word je een echte tijdgenoot van wie de stem niet ondergaat, maar die hoorbaar kan worden, ook in andere werelden dan die alleen van jezelf. Een vorm van extimeren dus.
Het jubileum van het veertigjarige therapeuticum in Haarlem kreeg op deze wijze landelijke aandacht en erkenning met een buitengemeen waardige ondertoon.
Mooiste website
En de prijs voor de mooiste website? Die kon worden uitgereikt aan Madeleen Winkler van therapeuticum Calendula in Gouda, want met duidelijke voorsprong had deze het gewonnen van alle andere (zie http://www.therapeuticumcalendula.nl/). Madeleen verklapte wel dat de vrijwilliger die voor hun website verantwoordelijk is, nog speciaal de vorige avond alle puntjes op de i had gezet, mede met het oog op deze presentatie vandaag. Waarmee eigenlijk overtuigend bewezen werd dat zorg en aandacht, ook voor websites, wel degelijk het verschil maakt.
Michel Gastkemper
Voorwoord Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen
De huidige gezondheidszorg loopt tegen velerlei grenzen aan. De kosten nemen onbeheersbaar toe, marktwerking zou een oplossing moeten bieden. Maar wie voert de regie: de overheid, de zorgverzekeraar, de altijd meer vragende patiënt, de zorgaanbieder? En vooral: op basis van welke visie? In het boek Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen geven diverse deskundigen vanuit heel verschillende invalshoeken en expertises hun visie op de mogelijke bijdrage van duurzame gezondheidszorg aan de ontwikkeling van de gezondheidszorg.
Deze bijdragen vormen een veelkleurig mozaïek, met suggesties die aangeven waar winst behaald kan worden, verwoord in stellingen. Er is echter ook een eenvoudige, samenvattende boodschap: alle auteurs zijn zich bewust van het feit dat een duurzame zorg een andere manier van denken en handelen vraagt, waarin de mens centraal staat in de diverse posities van zorgvrager, zorgaanbieder en zorgregisseur. Duurzaamheid vereist ook een ander bewustzijn van alle betrokkenen bij de zorg. De auteurs denken dat alleen de consequenties van een veranderend bewustzijn kunnen helpen de zorg op termijn voor iedereen toegankelijk en menswaardig te houden.
Met bijdragen van:
Marijn Aalders, BigMove Institute
Dr. Erik Baars, lector Antroposofische Gezondheidszorg, Hogeschool Leiden
Guus van der Bie, huisarts
Dr. Pim Blomaard, lid Raad van Bestuur van de Raphaëlstichting
Arie Bos, huisarts
Marko van Gerven, psychiater
Jan van der Greef, wetenschappelijk directeur systeembiologie en personalized health TNO
Jan Huisman, organisatie-adviseur
Prof. dr. Peter Kooreman, hoogleraar Gezondheidseconomie Universiteit van Tilburg
Diana Monissen, voorzitter Raad van Bestuur De Friesland zorgverzekeraar
Juul Muller, BigMove Institute
Hans Nijnens, algemeen directeur Weleda Benelux SE
Louis Overgoor, BigMove Institute
Prof. dr. Kim Putters, Hoogleraar Management van Zorginstellingen, Erasmus Universiteit Rotterdam; Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Prof. mr. Jaap Sijmons, hoogleraar gezondheidsrecht Universiteit Utrecht, advocaat
Bert Vroon, bestuurskundige
Drs. Herman van Wietmarschen, onderzoeker Sino-Dutch Centre for Preventive and Personalized Medicine
Paperback, 224 blz. Prijs: € 24,50. ISBN 978 90 6038 669 9
We laten hier integraal het voorwoord van Bert Vroon in Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen volgen:
Technologisering, protocollering, mechanisering, bureaucratisering en de poging om meer marktwerking in de gezondheidszorg te introduceren zijn zowel in de cure als in de care al vele jaren richtinggevend voor de ontwikkeling van deze zorg. Deze ontwikkeling is simpelweg een feit, maar heeft ook veel goeds gebracht. Tegelijkertijd zijn daardoor ook veel zaken nagenoeg onmogelijk gemaakt. Daaruit volgt de bezinningsvraag of we dat wenselijk achten. Wij vinden van niet. In dit boek worden vragen gesteld, zorgen gedeeld, maar ook alternatieven aangereikt. Verfrissend is bovendien dat ook andere kijkrichtingen worden geïntroduceerd. Alle bijdragen eindigen met stellingen, en bovendien zijn een tiental actiepunten voor een duurzame gezondheidszorg geformuleerd.
Drie ‘vraagcomplexen’ in de zorg vragen in toenemende mate om aandacht:
1 de financiering van de zorg;
2 de bureaucratisering van de zorg;
3 de moreel-ethische grenzen aan die zorg.
De vraag of (en in welke mate) de zorg overgelaten moet worden aan de markt, de overheid of aan (de wensen van) het individu, maakt al zichtbaar dat zorg nauw verweven is met deze drie vraagcomplexen.
Als nu of binnenkort bijna alles kan, mag dat dan ook? En is dat zinvol? En wie bepaalt dat eigenlijk? Doet de consument dat zelf, doet de zorgverstrekker dat, de behandelaar, de overheid? En vanuit welk menskundig perspectief? En vervolgens: wie gaat dat betalen?
Bovendien: waar is de zorg uiteindelijk op gericht? Op de cliënt zelf of op de omvangrijke bureaucratie rond de cliënt?
We kunnen ons allemaal vinden in de opvatting dat zorg menselijk en ‘hartelijk’ dient te zijn. Ons gezond verstand en ons gevoel geven dat aan, maar er is ook in toenemende mate wetenschappelijk bewijs dat elementen als aandacht, interesse, en de tijd nemen voor het opbouwen van de zorgrelatie essentieel zijn bij de totstandkoming van goede zorg en dat deze relationele aspecten het herstelproces stimuleren. Ook weten we inmiddels dat de ’eigen regie’ een belangrijke en positieve rol speelt.
Het Bernard Lievegoed Fonds (BLF) is opgericht om wetenschappelijk onderzoek vanuit antroposofische gezichtspunten te stimuleren. De naamgever van het fonds, Bernard Lievegoed (1905–1992), pleitte voor een cultuur van het hart als basis voor een vernieuwing van de maatschappelijke ontwikkeling en daarbinnen ook voor de vernieuwing van de zorg.
Bernard Lievegoed was psychiater, organisatiedeskundige en publicist. Hij sloeg een brug tussen de universitaire wereld (hij was verbonden aan de huidige Erasmus Universiteit, vroeger Nederlandse Economische Hogeschool en de Technische Hogeschool Twente) en de antroposofische beweging. Zijn publicaties bewogen zich op het terrein van de geneeskunde, de organisatieontwikkeling en de antroposofie.
Als een van de kernactiviteiten van het BLF is in de afgelopen drie jaren de Netwerkuniversiteit (NU) ontstaan. De NU brengt wetenschappers van verschillende universiteiten en disciplines bij elkaar door bijeenkomsten te organiseren en werkgroepen te entameren.
In het najaar van 2009 is het plan ontstaan om vanuit de NU een publicatie te verzorgen die bouwstenen wil aanreiken voor een toekomstige gezondheidszorg. Daarbij willen we de inzichten die we met elkaar in de Netwerkuniversiteit hebben verkregen in een perspectief plaatsen en beschikbaar stellen aan het maatschappelijk debat over de gezondheidszorg.
De onderzoeksvraag voor deze publicatie luidde: ‘Zijn er wegwijzers te genereren voor de gezondheidszorg van de toekomst vanuit de geschiedkundige ontwikkeling, vanuit het huidige krachtenveld binnen de gezondheidszorg en de dilemma’s die er spelen, en vanuit bijzondere initiatieven die nieuwe inzichten en praktijkervaringen opleveren?’
September 2010 werd aan dit thema door de NU in samenwerking met Weleda Benelux en de Iona Stichting een Invitational Conference gewijd waarbij de schrijvers die in deze bundel hun bijdrage geven hun stellingen presenteerden en daarover in gesprek gingen met het aanwezige publiek. Mede op grond van deze uitwisseling hebben de diverse bijdragen in deze bundel hun uiteindelijke vorm gekregen, aangevuld met bijdragen van deskundigen die niet aanwezig waren op de Invitational Conference, maar wiens opinies relevant waren voor onze vraagstellingen.
Met de bijdragen in deze bundel willen we ons bescheiden opstellen. We pretenderen niet een blauwdruk te presenteren. Veeleer is het een veelkleurig palet. Toch geloven we dat uit deze bijdragen een ‘common ground’ te halen valt. Wij hebben deze proberen te verwoorden in de vorm van actiepunten die voorin deze bundel zijn opgenomen.
De totstandkoming van deze bundel zou niet mogelijk zijn geweest zonder de jarenlange veelkleurige en professionele omgang met het thema door de diverse schrijvers en de bereidheid om op deze wijze hun bijdrage te leveren aan het debat. Onze dank gaat dan ook in de eerste plaats uit naar hen. Daarnaast zijn we veel dank verschuldigd aan de Triodos Bank, Weleda Benelux en de Iona Stichting, die vanuit hun maatschappelijke betrokkenheid bij het thema zorg zowel inhoudelijk als financieel deze publicatie mede mogelijk maakten. Ten slotte willen we ook de uitgever Christofoor bedanken voor de vele positieve adviezen en het intensieve redactiewerk.
Wij hopen dat velen van u inspiratie zullen vinden in deze bundel voor het verder samenwerken aan de gezondheidszorg van de toekomst. Dat zal alleen kunnen wanneer we enerzijds respectvol omgaan met de verworvenheden van de moderne gezondheidszorg maar anderzijds datgene wat ontbreekt mogen benoemen en kunnen en willen veranderen.
Bert Vroon, voorzitter Bernard Lievegoed Fonds / Netwerk Universiteit
Drie paradoxen van onze gezondheidszorg
In Duurzame gezondheidszorg schetst Kim Putters, bestuurskundige en lid van de Eerste Kamer, kort drie probleemcomplexen van onze gezondheidszorg. Wij nemen zijn nawoord van dit boek hier integraal over.
In de afgelopen jaren zijn belangrijke stelselwijzigingen doorgevoerd om de gezondheidszorg beter in te laten spelen op de toegenomen en veranderende zorgbehoefte van patiënten en cliënten. Een duurzame gezondheidszorg draagt bovendien uiteindelijk bij aan gezondheidswinst, zowel in gewonnen levensduur als in leefkwaliteit. Met wetten alleen lukt dat niet. Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen legt de vinger bij drie spanningsvolle paradoxen in de praktijk van onze gezondheidszorg, die dringend vragen om doordenking en een antwoord.
In de eerste plaats de zorgparadox. De gezondheidszorg redeneert nog steeds in hoge mate vanuit het ‘zorgen voor’ in plaats van het ‘zorgen dat’. Technologische en andere ontwikkelingen maken echter dat patiënten en cliënten steeds beter en meer voor zichzelf zorgen. De gezondheidszorg kan dat bevorderen, bijvoorbeeld door innovaties op het gebied van zelfzorg en door combinaties met werk, wonen en welzijn. Preventie van zorg draagt bovendien bij aan het voorkomen van veel zorgkosten. De sterke focus op zorg leidt dus paradoxaal genoeg tot minder grip op de kwaliteit en de kosten ervan. Er is meer visie nodig op zorg en volksgezondheid, waarbij dat laatste veel meer te maken heeft met het zorgen dat mensen participeren en zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen dan met het overnemen van alle zorg.
Dat vraagt in de tweede plaats wel om een relativering van de zogenaamde keuzevrijheidsparadox. Niet alle patiënten en cliënten kunnen, willen en zullen namelijk voor zichzelf zorgen en kiezen. Sommigen nemen informatie tot zich en kunnen diensten vergelijken op de beste prijs en kwaliteit. Veel patiënten kunnen dat echter niet zelf. Dat vraagt dus om realisme en nuance. Daar waar patiënten keuzes kunnen maken kan de markt meer zijn werk doen dan in sectoren waar patiënten in hoge mate afhankelijk zijn van hulpverleners, familie of anderen. Dit leidt tot een ordening van de zorg waarin zelfmanagement groter wordt, zorginstellingen zich specialiseren in waar ze goed in zijn, en buurtzorg ontstaat dichtbij mensen in de wijk die ziekenhuizen ontlast. Dit moeten communicerende vaten in het zorgsysteem zijn.
Om dat te bereiken moeten we afstappen van het dogmatische en dichotome denken dat ofwel de markt ofwel de overheid deze ontwikkeling moet sturen. Beide voorzien ons van middelen om de kwaliteit van zorg en de regie over het eigen leven te optimaliseren op een zo doelmatig mogelijke wijze. Ze zijn echter niet beide altijd passend. Het alsmaar transparanter maken van het werk van zorgprofessionals is bijvoorbeeld ridicuul. Meer meten is niet altijd meer weten. Het leidt tot een informatieparadox die de patiënt al helemaal niet helpt in het maken van keuzes. Ervaringskennis van patiënten kan tot beter onderbouwde keuzes in de zorg leiden dan de oneindige roep om evidence based beleid.
Het boek Duurzame gezondheidszorg. Visies en praktijkervaringen laat zien hoe deze paradoxen doorbroken kunnen worden, opdat een nieuwe ordening van de gezondheidszorg kan ontstaan die ervan uitgaat dat patiënten zelf verantwoordelijkheid dragen waar dat kan en dat er gezorgd wordt waar dat moet.
Zie ook http://www.kimputters.nl/
Column Hans Reinders: ‘Kwaliteit van Bestaan’
Deze column gaat over het begrip ‘kwaliteit van Bestaan’, maar het duurt even voordat ik daar ben, want ik begin heel ergens anders, te weten bij de vraag wat antroposofische zorg bijzonder maakt. Dat deze vraag in antroposofische kring vaak wordt gesteld, heeft op zichzelf niets met antroposofie te maken, maar met het karakter van een identiteitsgebonden visie. Zorgaanbieders die zichzelf als ‘christelijk’ afficheren, staan voor precies dezelfde vraag. Sterker nog, de vraag is ook niet specifiek voor zorg, want ze geldt bijvoorbeeld ook in het onderwijs. In zoverre een identiteitsgebonden visie het hele bestaan omvat, geldt ze voor alle levensterreinen. Bijvoorbeeld ook voor de ethiek. Wat maakt ‘christelijke ethiek’ anders dan andere ethiek?
Omdat ik met deze laatste vraag vertrouwd ben, weet ik dat er in principe twee soorten antwoorden zijn. De eerste zegt dat ‘goed’ voor christenen precies hetzelfde inhoudt als voor andere mensen. Dit antwoord relativeert dus het ‘eigene’. Het tweede antwoord zegt dat christenen zich in hun antwoord laten leiden door de boodschap van het Evangelie. Dit antwoord benadrukt het eigene van de bijzondere bron waarnaar wordt verwezen.
Precies dezelfde onderscheiding kan ik maken in de antwoorden die in antroposofische kring worden gegeven. ‘De vraag wat antroposofische zorg onderscheidt is niet belangrijk; het gaat erom dat het goede zorg is.’ Dat is het eerste antwoord. Het tweede antwoord zegt: ‘Antroposofische zorg laat zich leiden door een bijzondere mensvisie die is ontleend aan de filosofie van Rudolf Steiner.’
In het onderzoek voor de Bernard Lievegoed leerstoel dat we aan de Vrije Universiteit in Amsterdam uitvoeren, speelt het begrip ‘Kwaliteit van Bestaan’ een belangrijke rol. In dat onderzoek komt de naam van Rudolf Steiner nergens voor, zelfs de term ‘antroposofie’ zult u niet in de stukken aantreffen. Toch kan ik aan de hand van het begrip ‘Kwaliteit van Bestaan’ laten zien dat de herkomst van wat we in dat onderzoek doen onmiskenbaar is.
In de zorgsector in Nederland wordt een theorie over ‘Kwaliteit van Bestaan’ aangehangen, die afkomstig is van de Amerikaanse onderzoeker Bob Schalock. Deze theorie wordt ingezet om te kunnen onderzoeken wat zorgsystemen bijdragen aan de kwaliteit van bestaan van hun gebruikers. Samen met andere onderzoekers heeft Schalock een theorie ontwikkeld die quality of life inventariseert in acht domeinen. Als je mensen waar ook ter wereld vraagt wat ze belangrijk vinden voor een goed bestaan, dan blijken ze antwoorden te geven die goed vergelijkbaar zijn. Ze laten zich rubriceren in domeinen als ‘lichamelijk welzijn’, ‘psychisch welbevinden’, ‘sociale relaties’, enzovoort.
Een van de acht domeinen die Schalock c.s. hebben geïdentificeerd, heet ‘ontwikkeling’. In de hele wereld blijken mensen het belangrijk te vinden dat ze hun talenten ontwikkelen. Dit is op zichzelf niet opmerkelijk. Wel opmerkelijk is dat je vanuit een antroposofische visie direct ziet dat dit een merkwaardige opvatting is. Hoezo is ‘ontwikkeling’ te kenschetsen als een apart domein? Zodra je de vraag eenmaal hebt gezien, wordt duidelijk dat de gevestigde theorie over ‘Kwaliteit van Bestaan’ iets statisch heeft. Ze lijkt te zeggen dat je voor de verschillende domeinen kunt beschrijven wat men in een bepaalde samenleving, of in een bepaald zorgsysteem, aan kwaliteit van bestaan heeft gerealiseerd, zonder daarbij te vragen naar de innerlijke krachten van de betrokken personen.
De betekenis van de antroposofische visie op goede zorg, wil ik maar zeggen, vereist niet dat je daarvoor iets expliciet ‘antroposofisch’ definieert. Je kunt volstaan met vragen stellen bij datgene wat in de zorg algemeen wordt aanvaard. Hoe beter je dat doet, hoe groter de impact van deze visie op het algemene begrip van ‘Kwaliteit van Bestaan’, ook al wordt die visie niet als zodanig gearticuleerd.
Hans Reinders